Martijn Paulen

2 december, 2020

Sinds 2013 is Martijn Paulen directeur van de Dutch Design Foundation, de organisator van de Dutch Design Week in Eindhoven. Afgelopen editie, met als thema New Intimacy, was een bijzondere. Door Corona speelde de week zich noodgedwongen online af. Maar het mooie is: de virtuele kamers van alle deelnemers kun je nog steeds bezoeken. Het Origineel sprak met Paulen over de kracht van Nederlands design.

 

“De DUTCH DESIGN WEEK viert de voorwaartse kracht van creativiteit”

 

Wat is het doel van de Dutch Design Foundation anno 2020?

“Wij geloven in de kracht van creatieven om onze wereld vooruit te helpen. Om deze een stukje beter, mooier, socialer en duurzamer te maken. Daarom willen we ontwerpers een podium bieden, zodat ze goed onder de aandacht komen. We willen ze ook zinvolle verbindingen laten aangaan, bijvoorbeeld door ze in contact brengen met bedrijven en overheden, zodat hun voorwaartse creatieve kracht optimaal wordt benut. Dat is onze missie.”

Dat klinkt heel maatschappelijk betrokken, is dat van meet af aan de insteek van de DDF geweest?

“De maatschappij is de afgelopen decennia behoorlijk veranderd en daarmee ook de hele context waarbinnen ontwerpers werken. In reactie daarop zijn designers anders gaan nadenken over hun verantwoordelijkheden. Relatief snel is de designprofessie in Nederland het voortouw gaan nemen als het gaat om oplosrichtingen te ontwikkelen voor de problemen van onze wereld. Op de opleidingen is die verschuiving ook waarneembaar. Het gaat daar tegenwoordig minder over ‘wat is mijn autonome positie als ontwerper?’ en meer over ‘hoe kan ik mijn creativiteit inzetten om bij te dragen aan een betere wereld?’ Dat vind ik een interessante ontwikkeling. Als Dutch Design Foundation zijn wij dat natuurlijk gaan ondersteunen.”

Dutch Design had altijd een heel luchtig imago, is dat nog steeds zo?

“Het internationale beeld van Dutch Design was: leuk, mooi, creatief, hoogwaardig, origineel en met een knipoog. Dat is ontstaan in een periode van economische voorspoed en zorgeloosheid. Fantastische ontwerpers zoals die van Droog Design hebben Nederland toentertijd internationaal op de kaart gezet. Voor de ontwikkeling van de ontwerpcultuur in Nederland is dat ongelooflijk belangrijk geweest. Nu worden er deels andere dingen gevraagd van designers, maar een aantal van de kwaliteiten waar Dutch Design wereldwijd om bekend staat, zijn nog steeds overeind gebleven. Kwaliteiten als functionaliteit, humor, recht voor zijn raap, niet gehinderd of geholpen worden door hiërarchie. Alleen is daar een bewustzijn bijgekomen over de rol die je als ontwerper hebt in de hele productieketen van een object, en de vraagstukken die daarbij horen over bijvoorbeeld duurzaamheid en eerlijke beloning van werk. Dat we nu het imago hebben dat we óók daarin vernieuwend zijn, is heel mooi.”

Wat is behalve de brede trend van maatschappelijk en duurzaam design een interessante tendens onder de nieuwe generatie ontwerpers?

“Er is echt een toename in speculatief design, dus vooruitdenken over hoe de toekomst zich zou kunnen ontwikkelen en daar alvast dingen voor verzinnen. Het is een spannend vakgebied, er komt vaak techniek bij kijken en het is zeker ook relevant voor de maatschappij. Frank Kolkman is één van de ontwerpers die hiermee bezig zijn. Hij bedenkt onder meer oplossingen voor mensen die werken binnen de ‘gig economy’, zoals de bezorgers van Deliveroo, de chauffeurs van Über en de verhuurders van Airbnb. Aan de ene kant is die gig economy heel spannend, want ze geeft heel veel vrijheid om je eigen werk te vinden. Aan de andere kant zit je altijd vast aan die platforms. Kolkman heeft een platform bedacht dat je helemaal zelf kunt inrichten en waarmee je bijvoorbeeld de gevel van je huis kunt verhuren met dingen als een wasmachine die je van binnen én van buiten kunt bedienen. Zo kun je je wasmachine dus onderverhuren. Met dit soort concepten probeert hij geen nieuwe wasmachine te ontwerpen, maar te reflecteren op hoe de platforms van de gig economy werken en hoe ze ons leven veranderen. Eerst werden ze omarmd als de redding van de economie, bij wijze van spreken, maar inmiddels blijkt dat ze ook een aantal minder gunstige consequenties hebben, zoals het ontbreken van bescherming voor de werknemers en overlast in steden. Dus is het goed voor ontwerpers om te analyseren wat aanvankelijk nou de elementen waren waarvan iedereen dacht: dit is nieuw, dit is een verbetering, dit functioneert. Om vervolgens deze goede aspecten te verrijken met elementen die verloren dreigden te gaan, terwijl we ze heel waardevol vinden, zoals privacy, sociale zekerheid en noem maar op. Het is een positieve manier van vooruit proberen te denken dus.”

Blijft esthetiek nog wel relevant voor design?

“Zeker. Diezelfde Frank Kolkman heeft bijvoor-beeld een boeiend project rond ontspanning gedaan met Swarovski-kristal, dat ook esthetisch prachtig was. Ontwerpers zijn nooit tevreden met een fantastisch idee dat crappy is uitgevoerd. Ze zullen er altijd voor zorgen dat een ontwerp goed communiceert en er aantrekkelijk uitziet. Het klopt dat designs die uitsluitend esthetisch zijn tegenwoordig wat uit de gratie lijken. Er zit altijd wel een concept achter. Maar wat mij betreft is dat niet per definitie noodzakelijk. Soms kun je ook gewoon denken: dit is een mooie bank. Punt.”

De DDF wordt per 2021 opgenomen in de nationale culturele basis infrastructuur, naast bijvoorbeeld het Rijksmuseum, wat betekent dat?

“Lange tijd werd ontwerpen gezien als de marktgerichte of commerciële kant van het culturele en creatieve veld. Maar nu wordt dus onderkend dat design een heel belangrijke schakel is tussen consumenten en cultuur, tussen consumenten en creativiteit, tussen maatschappelijke vraagstukken en creativiteit, tussen economie en cultuur. Bij de DDW gaat het niet om kunst voor de kunst, maar we proberen echt issues te agenderen waar de samenleving mee worstelt. Door ons onderdeel te maken van de culturele basis infrastructuur, laat de overheid zien dat ze de cultuursector ook wil inzetten op sociaal-maatschappelijke gebieden. Het is een erkenning voor de missie die wij al heel lang proberen uit te dragen. Dat is een enorme stap voorwaarts en we zijn er super trots op dat we dit hebben bereikt.”

Welke zekerheid geeft die infrastructuur jullie voor de toekomst?

“Wij zijn qua begroting voor ongeveer 30% afhankelijk van publieke middelen, wat in het cultuurlandschap een heel bescheiden deel is. Maar die 30% geeft ons wel de mogelijkheid en de vrijheid om kwalitatief heel inhoudelijk te programmeren, om ruimte te geven aan debat, om te investeren in ongepolijste talenten en om ingewikkeldere onderwerpen aan de orde te stellen waar in een 100% op de markt gerichte aanpak geen plek voor zou zijn. Dat is top. Daarnaast opent het deuren als je wordt erkend als hét nationale podium waarop de kracht van design wordt gevierd.”

Wat doen jullie zoal buiten de Design Week?

“Twee belangrijke, doorlopende projecten zijn onze World Design Embassies en de What if Labs. De embassies zijn innovatiecoalities
die we samenstellen met daarin marktpartijen, overheden en ontwerpers. We laten hiermee partijen en sectoren samenwerken die elkaar normaal niet zo snel vinden. Gezamenlijk ontwikkelen ze visies en concrete plannen voor topics zoals de grote stedelijke transities en andere uitdagingen waar we voor staan richting de toekomst. De What if Labs zijn meer vraaggestuurd. Tijdens de Design Week, maar ook op andere momenten, merken we dat bedrijven of overheden geïnspireerd raken door de creatieve kracht die ze zien. Daar willen ze iets mee, maar ze weten niet goed hoe ze creatieven precies kunnen inzetten en voor welke vraagstukken. Daar helpen wij dan bij als intermediair. Dat kunnen we doen omdat we in de achttien jaar dat we de Design Week nu organiseren een enorme database van ontwerpers hebben opgebouwd, van kleine studio’s tot grote bureaus. Ondertussen weten bedrijven en overheden ons heel goed te vinden en komen ze bij ons met steeds interessantere vraagstellingen. Een circulair treinstation voor ProRail, de werkplek van de toekomst voor een hoog technologisch bedrijf, kwesties met betrekking tot illegale prostitutie of schuldhulpverlening … je kunt het zo gek niet bedenken. Wij zetten zulke vragenstukken met de What if Labs door naar creatieven waarvan we weten dat ze er goed mee uit de voeten kunnen.”

Wat is de internationale impact geweest van 18 jaar Dutch Design Week?

“Met iedereen die erbij betrokken is, hebben we ons internationaal weten te nestelen in de top drie van design events wereldwijd. Ik noem dat wel eens een schitterend ongeluk, want dat hadden we van te voren nooit kunnen bedenken. Wat de DDW daarbij onderscheidt, is dat je in Milaan, Londen en New York het design van vandaag ziet en in Eindhoven dat van morgen. Dat wordt wereldwijd ook erkend. Wat wij tonen is toekomstgericht, vaak conceptueel, heel dynamisch, zoekend, vernieuwend en hoeft nog niet af te zijn. Veel van de andere beurzen en events gaan sterk over het hier en nu. Het zijn plekken waar bedrijven nieuwe, kant-en-klare producten aan de man proberen te brengen. Zo zijn deze beurzen ontstaan en dat is óók belangrijk. Maar wij zijn ontstaan als event waar ontwerpers hun deuren opengooien met de uitnodiging om in hun werkplaats te komen kijken. Ze tonen work in progress, waardoor wij een heel eigen dna hebben.”

Waarom is Nederland zo’n goede bodem voor innovatief design?

“Mijn persoonlijke verklaring – maar ik weet niet of het echt waar is – heeft met onze plek op de kaart te maken. Ons gevecht tegen het water, het feit dat we ons land zelf hebben gemaakt. Dat we hier met z’n allen het geloof hebben dat je aan elk probleem iets kunt doen als je de mouwen maar opstroopt en aan de slag gaat. Dat zit heel sterk in onze cultuur. Overal waar je om je heen kijkt, tot aan de natuur toe: alles is ontworpen, dus we hebben ons door de eeuwen heen echt ontwikkeld tot een ontwerpend volk.”

Helaas lijkt onze eigen maakindustrie wel langzaam te zijn verdwenen …

“Klopt, maar er is wel een kentering te bespeuren. Ik hoop ook dat dat een trend is die zich verder gaat doorzetten. Het heen en weer slepen van spullen over de wereld, dat is geen model waarmee we verder kunnen. Transport is wereldwijd nog nauwelijks belast. We kunnen tegen belachelijke lage tarieven op de ene plek een grondstof uit de bodem trekken, die heel ergens anders raffineren, er weer ergens anders een materiaal van maken, daar nog weer ergens anders een product mee fabriceren en dat tot slot wéér ergens anders op de wereld consumeren. Door corona heeft de trend van lokaal produceren met lokale materialen en met meer kwaliteit een extra impuls gekregen. Ik denk en hoop dat het een tendens is die onomkeerbaar blijkt.”

Voor ontwerpers moet het ook beter werken zijn als je dicht bij de fabrieken zit …

“Ik sprak daar een tijdje terug nog met het ontwerpduo Kiki en Joost over. Ze vertelden hoe bijzonder het eigenlijk is dat veel Nederlandse ontwerpers een eigen werkplaats hebben en dat heel veel producten hier dus letterlijk onder de handen van de ontwerpers ontstaan. Dat komt de kwaliteit van een ontwerp echt ten goede. Als je dan ook de fabrieken dichtbij hebt en dus heel nauw kunt samenwerken aan modellen en het fabricageproces, dan heb je een nagenoeg ideale situatie. Te meer omdat consumenten het steeds meer waarderen als spullen van hoge kwaliteit zijn, langer meegaan en dichtbij zijn geproduceerd. Dat is de weg voorwaarts en daarin spelen de ontwerpers maar dus ook de maakindustrie een belangrijke rol.”

Wat zou er nog beter kunnen in het Nederlandse designklimaat?

“De vraagstukken waar ontwerpers op uitgenodigd worden, zijn steeds complexer en strategischer, met meer stakeholders en belangen. Onze wereld raakt ook steeds meer verknoopt. Welke rol de ontwerpers hierin moeten spelen en hoe de opleidingen hier wel of niet op in moeten spelen is nog niet uitgekristalliseerd. Ik zie vaak nog best een grote kloof tussen de opleiding en de praktijk waarin de ontwerpers daarna terechtkomen. Of dat nu als autonoom ontwerper is, of in opdracht. Dit jaar hebben we alle designscholen uitgenodigd om hun beste graduates te presenteren op de hoofdlocatie. Alle acht designopleidingen bij elkaar in een expo die The Class of 2020 heette. We hopen dat daardoor het onderlinge contact een impuls heeft gekregen. En met die impuls hopen we het debat over en de ontwikkeling van het designonderwijs verder aan te kunnen jagen.”

Waarom is jouw baan de mooiste ter wereld?

“Als je naar de Dutch Design Week komt, zie je 2500 ontwerpers die allemaal bezig zijn om onze wereld een beetje vooruit te helpen. Van heel naïef tot super professioneel, van kleinschalig tot ‘we gaan de aarde redden’. Dat voelt elke keer weer als een gigantische, positieve, stuwende kracht. Een natuurkracht bijna. Dat ervaar je ook als bezoeker van de DDW. Mensen vertellen dat ze er met nieuwe hoop en inspiratie vandaan komen. Om in die optimistische dynamiek te kunnen werken, dat is fantastisch.”

Artikel delen via:

De winkels

Ontdek welke woondesignwinkel bij jou in de buurt het Origineel-keurmerk draagt.

MAGAZINE

Eén keer per jaar geeft Het Origineel een eigen tijdschrift uit. Behalve onweerstaanbaar design, interessante interviews en lekkere recepten staat er ook altijd een mooie citytrip of reis in. In de nieuwe editie geven we je de beste adressen in Puglia, Italië. Haal het magazine gratis op bij de woondesignwinkel bij jou in de buurt!